Wetboek van Strafvordering
Artikel 126k
1
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, betreedt, dan wel een technisch hulpmiddel aanwendt, teneinde:
a
die plaats op te nemen,
b
aldaar sporen veilig te stellen, of
c
aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen, teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen.
2
Een bevel als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:
a
het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
b
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
c
de plaats waarop het bevel betrekking heeft;
d
de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en
e
het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven.
3
Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AE3564, Cassatie, 00053/01 B
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
21-01-2003
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Cassatie
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Hoge Raad21 januari 2003 Strafkamer nr. 00053/01 B KD/SM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 7 december 2000, nummer 03/008038-00, naar aanleiding van een door de Rechter-Commissaris, belast met de behandeling...